Kleine afstand, groots avontuur!

Fietskamperen met een kleuter? Het lijkt een hele onderneming, maar dat is het niet. Hier spreekt een vader met ervaring: Gunter Hauspie ging met zijn jongste dochter op stap. Een beetje fietsen en een beetje kamperen in de groene Demervallei van het Hageland, samen goed voor een groots avontuur voor kleine kleuters.

Dit verhaal begint waar de Demer eindigt. In Werchter. Daar verliest de rivier haar water in de Dijle, al lijkt het eerder omgekeerd: de Dijle is er maar een hinkstapsprong breed en de Demer zeker drie. Maar goed, kwatongen langs de Demersteden Aarschot en Diest beweren dat dit alles te maken heeft met de grootheidswaanzin van Dijlestad Leuven. Ach, in dat Brabantse potje naijver willen we niet roeren. We stappen er onze fietsen op en trappen stroomopwaarts dieper het Demerland in.

Ik trek een fietskar voort met een tent en enkele andere kampeerspullen erin en naast mij fietst mijn jongste kleuter. We gaan immers twee dagen fietskamperen! In kleuteroren klinkt dat als een waanzinnig avontuur. Of toch in de mijne, toen ik zo oud was als mijn dochter vandaag... Mijn eerste nacht kamperen in een tent met mijn oudere broer moet een van mijn oudste herinneringen zijn. En dan was het niet eens op locatie, maar gewoon in onze eigen tuin. Het enthousiasme dat ik toen voelde, herken ik vandaag ook bij mijn dochter. Iets met bloed en kruipen zeker?

Speeltuin van de Demer

Vanaf Werchter volgen we de oever van de Demer helemaal tot Aarschot. We dompelen er ons onder in een ongerepte brok natuur. Tot Aarschot komen we letterlijk geen huis of auto tegen. Erg comfortabel, als je met een kleine kind op fietsavontuur bent. Enkel in Betekom kruist een weg de rivier. Op die brug werd het oude tolhuisje opnieuw nagebouwd. Tot 1900 moest er door karrevoerders tol betaald worden om de brug te gebruiken – niet door de scheepvaart dus. En al zeker niet door fietsers op de rivierdijk! Behalve vandaag dan. ‘Eerst betalen’, sommeert de kleuter me vanuit het tolhuisje. Ik kom er goedkoop vanaf met twee kletsen op haar hand.

In de brede groene vallei krijgt de Demer hier en daar haar speeltuin terug. Afgesneden rivierarmen worden weer aangesloten op de rivierloop. Zo wordt water minder snel afgevoerd en blijft de vallei natter. De rivier kan er ook gecontroleerd overstromen na zware regenval. Dat was vorige zomer het geval, al was dat minder gecontroleerd dan voorzien. Wekenlang was de fietsdijk verboden gebied, omdat het pad blank stond. Ook kajakken kon toen niet meer. Dat vond ik  extra jammer omdat ik net een week eerder een kajakafvaart geboekt had. Brute pech, maar uitstel is geen afstel. Sinds de kwaliteit van het Demerwater erop vooruitgaat, wordt recreatie op het water er ook weer een optie. Onze waterdoop op de Demer kunnen we hopelijk deze zomer beleven met een jaartje vertraging.

Klingelende beiaard

Met de gerestaureerde ’s Hertogenmolens op de Demer bereiken we de oude stadsgrens van Aarschot. Het watercomplex toont de macht van de heren van Aarschot in de zestiende eeuw. De waterpoort beschermde de stad tegen indringers, er werd tol geheven op goederen en er was een banmolen van de heer. Boeren waren verplicht hier hun graan te laten malen. Een deel van de oogst moesten ze als belasting achterlaten. Zo verwierf je dus de titel van ‘heer’. Aan de overzijde van de Demer staat de Onze-Lieve-Vrouwekerk. ‘Ze is het mooiste voorbeeld van de Demergotiek’, lees ik in mijn gids. ‘Het enige onderscheidende kenmerk van deze lokale bouwstijl is het gebruik van de roestbruine streekeigen ijzerzandsteen.’ Daar heeft de kleuter weinig boodschap aan. Gelukkig klingelt net op dat moment de vredesbeiaard met 51 klokken. Die werd in 2018 in de toren van de kerk gehangen. Dat was precies honderd jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog. In augustus 1914 was Aarschot de eerste Vlaamse stad waar het Duitse leger massaal burgers ombracht; er vielen 170 slachtoffers. Sindsdien is ze officieel een martelaarsstad. En daarom de bezitter van een vredesbeiaard.

Prehistorische ribbelzee

Bij het verlaten van Aarschot passeren we een van de meest praktische camperlocaties van Vlaams-Brabant. Op wandelafstand van het stadscentrum bevinden er zich acht plaatsen bij de oever van de Demer. Je wandelt of fietst er meteen het groen in. Wij slapen vandaag echter niet op vier wielen, maar in onze tent op de bivakplaats Konijnenberg. Ik geef toe, met zo’n naam schept die slaapplaats verwachtingen bij de kleuter.  Zullen we konijntjes zien? Deze bivakplaats is vooral enorm avontuurlijk overnachten. Het concept is simpel: verwacht afwezigheid van alle comfort. Het enige wat je wél krijgt is een plek waar je een tent mag opzetten. Voor één nacht. Voor we de kampeerplek bereiken, moeten we nog verder stroomopwaarts de Demer richting Langdorp fietsen. De kinderbeentjes raken ondertussen vermoeid. Steeds vaker moet ik haar rugje duwen, maar zolang we in de vallei blijven valt dat mee. Verder weg van de vallei golven de Hagelandse heuvels. Die ontstonden miljoenen jaren geleden. Ze zijn een soort zandbanken die achterbleven toen een prehistorische zee zich terugtrok. Wind en regen spoelden het lichte zand weg. De heuvels bleven achter op plekken waar harde lagen ijzerzandsteen aan de oppervlakte kwamen. ‘Een beetje zoals die ribbels op het strand bij eb, maar dan in het megagroot’, leg ik het uit aan de kleuter. Ik betwijfel of ze het snapt. Die roestbruine ijzerzandsteen werd eeuwenlang gebruikt als bouwmateriaal. Zo ontstond dus de ons al bekende Demergotiek. De Sint-Pieterskerk van Langdorp in het ongerepte groen bij de rivier levert daar een mooi bewijs van. Rond de kerk ligt nog een ommuurd kerkhof. De goed bewaarde site is beschermd als monument.

Slapen op de Konijnenberg

De kerk is voor ons het sein om de dijk te verlaten. Hup, nu op naar de Konijnenberg. Het viel te vrezen dat die op een berg ligt. Dat wordt dus klimmen. Nu hebben bivakplaatsen de gewoonte om zich uit te spreiden op plekken waar je maar moeilijk geraakt. Dat verhoogt het weg-van-de-wereld-gevoel, maar ook het het-moet-hier-ergens-zijn-maar-ik-vind-het-niet-gevoel. Pas na enkele keren de toegang door het kleine bospad voorbijgereden te zijn, heb ik door dat we er ook moeten inslaan. Over een stoffig stijgend bospad –en door een zwerm van dui-zen-den muggen!—bereiken we redelijk afgepeigerd de weide op de top van de Konijnenberg. Dat er al een andere tent staat –maximaal drie tenten zijn toegelaten—deert ons niet. Plaats zat. De lage zon werpt haar laatste stralen precies op het plekje waar wij onze tent zullen neerpoten. In een weide dartelen een wit, een bruin en een zwart paard. Het uitzicht in noordelijke richting is prachtig mooi.

Terwijl ik de tent opzet en het eten opwarm, ravot de kleuter in het hoge gras tussen de wilde weidebloemen. Afsluiten doen we bij een kampvuur, dat we op een daartoe voorziene plek aansteken. Sommige bivakplaatsen hebben een waterpomp of een ecologisch toilet, maar deze helemaal niks. De kleuter maalt er niet om dat er vanavond niet zo grondig zal gewassen worden en dat plassen ergens in het bos moet gebeuren. Ik trouwens ook niet. Bivakkamperen is net daarom ontstaan, als antwoord op een hang naar onthechting. Zoals alles kan je er niet vroeg genoeg mee beginnen, maak ik me sterk wanneer ik de laatste houtstronk uitdoof en in de tent bij de ongewassen kleuter kruip, die al lang van konijntjes aan het dromen is.

Heimolen op de Molenheide

Zelden zo goed geslapen. Als de Konijnenberg nog geen stiltegebied is, start ik een petitie. Ik bak een eitje in de pan dat, de uitgeslapen kleuter met smaak op een boomstronk opeet. We breken alles op en dalen onze wondermooie kampeerplek weer af. Stipt om tien uur, zoals het reglement voorschrijft. Nu is het vooral bergaf tot Langdorp. Daar slaan we wat proviand in bij de dorpswinkel ‘t Hof, tegenover de kerk. Het is daar een beetje alles bij elkaar: bakker, herberg, kruidenier, maar vooral een initiatief dat gedragen wordt door personen met een beperking. Die koffiekoeken zullen straks heerlijk smaken. We zouden kunnen picknicken bij de Demerbrug. Een lange tafel met banken heeft er de vorm van een meanderende Demer.

Maar eerst willen we toch een eindje fietsen. Door een prachtig beemdenlandschap trappen we verder door de vallei. Net zoals vroeger worden deze Demerbroeken nog steeds gebruikt als hooi- en weilanden. Ons pad verwijdert zich steeds verder van de Demer, tot we uiteindelijk aan het klimmen moeten. Een beboste heuvel voert ons nu van het Hageland naar de Kempen. De ondergrond wordt er steeds zandiger. De bossen bestaan nu uit naaldbomen. Waar er een open plek in het bos is, merken we plukjes heide op. Zo bereiken we een windmolen. Een naam voor de molen was snel gevonden: de Heimolen. Hij ligt immers in een heidegebied, dat daarom ook maar kortweg ‘Molenheide’ werd gedoopt. Kempenaren maken het leven niet moeilijker dan nodig is. De heide toont hoe het landschap van de Zuiderkempen er uit zag vóór er massaal naaldbossen werden aangeplant. Als er genoeg wind is en de molenaar er zin in heeft, draaien de wieken van de gerestaureerde Heimolen. De kleuter heeft honger. Dat treft, want de Heimolen is een erg mooie plek om te picknicken. Dat vindt ook een groep trekkers, die met bepakte ezels door de streek reizen. Dat gaat een stuk trager dan met de fiets, maar het voordeel is dat een andere ezel alles meezeult. Of de kleuter eens zo’n ezeltje wil strelen? Natuurlijk.

Dromen in Demerland

Opnieuw over een groene beboste heuvel fietsen we terug naar Aarschot. Daar pikken we niet de Demer op, maar fietsen we naar het Meetshovenbos. Dat is een mooie groene long aan de stadsrand, eentje zoals elke stad zou moeten hebben. Er wordt naar hartenlust gewandeld, gefietst, gejogd, hardgelopen en gemountainbiket. En geslapen, want ook hier werd er een bivakzone ingericht. Het wordt onze tweede nacht bivakkamperen. Vlakbij is er ook een speelzone. De kleuter kan er in het zand van een oude stuifduin nog wat vuiler worden, terwijl ik de tent opzet en eten opwarm. Hier is er wel een pomp – met koud, niet-drinkbaar water— en een ecologisch toilet. En vooral meer passage van bosrecreanten, in vergelijking met onze vorige kampeerplek. Ach, wanneer het bos donker wordt – en dat is écht donker — horen we enkel nog het gekraak van takken en geritsel van dieren. Onder een sterrenhemel die zich even wijds en groots uitspreidt als de vorige nacht, reist de kleuter weg van Demerland naar dromenland. Ik gooi een laatste klomp hout in de vuurkorf. Later wordt dit vast een van haar oudste herinneringen, maak ik mezelf tevreden wijs.

Gepubliceerd op donderdag, augustus 4, 2022 door Gunter Hauspie

Delen