Rivieren volgen in Viroin-Hermeton

We staan met de daktent in het prachtige natuurpark Viroin-Hermeton in de provincie Namen. Het is begin november en best fris buiten. De kinderen zijn wakker om 6 uur ‘s ochtends. Ik heb de neiging om bij het eerste geluid dieper in je warme slaapzak te kruipen. Maar hop, hop: er valt nog zoveel te ontdekken.

Viroin-Hermeton is een plek waar drie verschillende rivieren het landschap uitschrapen. Rivieren met namen als het Zwarte Water, het Witte Water en Viroin. Ze zorgen voor glooiende landschappen en imposante grotten, voor een plek waar mensen willen wonen en waar kastelen en kerken verrijzen. En voor een plek waar je kan wandelen en ontdekken tot de zolen loskomen van je schoenen.

Met de trein naar Treignes

'Allemaal instappen, we vertrekken!' roept de treinbegeleidster. Ze fluit scherp en met een traag getuf trekt de trein zich op gang. De wagon zit afgeladen vol en dat heeft een reden: we zitten niet zomaar in een gewone NMBS-trein. We zitten in een oude, gerestaureerde dieseltrein die van Mariembourg naar Treignes bommelt. Op zijn rit van een half uur doorkruist hij het gebied van de drie rivieren bijna in zijn geheel en krijg je een doorsnede van de hele regio te zien. Van bos tot weiland en van kasteel tot steengroeve.

Het treinspoor waar we nu over denderen, werd aangelegd om de streek te ontsluiten voor de ontginning van ijzererts. Delvers haalden het hier uit de grond en transporteerden het via het spoor naar de hongerige ijzerovens van Charleroi en omgeving. De lijn geraakte in onbruik, maar enthousiaste vrijwilligers knapten ze op en nu kan je de streek weer ontdekken met een heuse stoomtrein. Of een oude dieseltrein: ze wisselen wat af. De rit doet soms wat denken aan een ritje in een pretparktrein, maar dan wel eentje waarbij je van het ene mooie dorpje naar het andere gaat.

Plots stoppen we aan een overweg. De treinbegeleidster stapt uit en gaat midden op de kruisende weg staan. Met haar ogen dwingt ze het verkeer tot stilstand. Ze heeft geen bareel nodig om vrachtwagens te stoppen. De trein trekt met een slakkengangetje het kruispunt voorbij, stopt weer, opent de deuren en laat de treinbegeleidster weer opstappen. Op naar het volgende dorpje!

De trein zet ons uiteindelijk af in Treignes, het museumdorp van de streek. Het maakt die stempel meer dan waar: het ecomuseum geeft er een inkijk in oude beroepen zoals smid of klompenmaker en laat je kennismaken met de landbouwmachines van vroeger. Het spoorwegmuseum vertelt verhalen over het spoor, het Malgré-Tout museum neemt je mee naar de prehistorie en het museum van Klein Formaat toont hedendaagse kunstwerken.

En er is nog veel meer, van tijdelijke tentoonstellingen tot een Gallo-Romeinse Villa. Werkelijk: als je graag musea bezoekt, kan ik me geen plek voorstellen die meer musea verzamelt op zo’n klein oppervlak. Wij zoeken echter de Viroin-rivier op bij de oude brug van het dorp. We zetten ons op de oever in het zonnetje en ketsen stenen op het kabbelende water. Water dat al miljoenen jaren stroomt en zo de regio zijn vorm geeft.

De Grotten van Neptunus

Meer dan 380 miljoen jaar geleden werd België bedekt door een zee. Her en der staken eilandjes boven het water uit en het was tropisch warm. Een aangename omgeving, die een beetje leek op de Caraïbische eilanden nu. In het zeewater leefden een massa schelpdieren en koraalriffen, die naar de bodem zonken als ze stierven. De omhulsels van die schelpdieren versteenden uiteindelijk tot kalksteen, een type steen dat je overal in de streek tegenkomt. En laat het poreuze kalksteen nu net dé ideale rots zijn om grotten in de vormen. Zoals de Grotten van Neptunus in het dopje Couvin.

Ik sta in het bos en slik even als de rivier het Zwarte Water zich in een donker verdwijngat stort. Dat is letterlijk wat het woord zegt: de rivier verdwijnt in een gat in de grond. Na zijn val legt het Zwarte Water een ondergronds traject van drie kilometer af voordat het weer aan het oppervlak komt. Jezelf in dat verdwijngat gooien? Da’s een bijzonder slecht idee, maar in de nabijgelegen Grotten van Neptunus kan je met bootjes op een deel van de ondergrondse rivier varen. En dat is wél een aanrader.

Het is eigenlijk gek dat de Grotten van Neptunus niet zo bekend zijn als de Grotten van Han of van Hotton. Het ondergrondse gangenstelsel is 1,6 kilometer lang en een deel daarvan kan je te voet of per boot bezoeken. En de Grotten van Neptunus zijn grotten met een gevoel voor drama. Als de lichten ondergronds even uitgaan, is het er aardedonker. Je stelt je onzekere kinderen gerust, maar moet er zelf ook niet aan denken om hier in het donker achter te blijven…

Gelukkig duurt het niet lang: zowel bij het wandel- als het bootstuk word je getrakteerd op een licht- en geluidsshow. Van rustig en poëtisch tot episch met opzwepende muziek. Er wordt zelfs een waterval op commando opengedraaid. Het water van een zijarm van de rivier raast dan via verborgen holtes en gangen jouw richting uit, voordat het zich met veel vertoon een meter of vijf naar beneden stort. Op veilige afstand van je boot, gelukkig.

De uitleg van de gids is zowel in het Frans als het Nederlands te horen en na een knappe grotwandeling van een half uurtje, vaar je ongeveer twintig minuten met de boot over de ondergrondse rivier. Eenmaal je weer bovengronds bent, koppel je er als je wilt een korte wandeling over de ‘zintuigenberg’ aan vast.

Verstoppertje spelen in Fondry des Chiens

Nadat het Zwarte Water in de Grotten van Neptunus is verdwenen, komt het drie kilometer later weer boven de grond in Nismes, het ‘grootste’ dorp van Viroinval. Met 1.800 inwoners is het nog steeds behoorlijk klein, maar het is wel hét startpunt voor een fijne wandeling naar de Fondry des Chiens. Als je iets opzoekt over de streek, is die kloof het eerste wat mensen je aanraden. Dan moet dat wel de moeite zijn. Toch?

Via een wandeling van vier kilometer (of langer), wandel je vanuit Nismes door bossen en velden tot je plots bij een kloof uitkomt: eindelijk, de Fondry des Chiens. Stel je bij die kloof trouwens niet teveel voor, maar zeker ook niet te weinig. Het is een groot, ravijnachtig zinkgat van honderd meter lang en twintig meter diep. Regen kerfde de kalkrotsen in de put miljoenen jaren lang geduldig uit en mensen hielpen de erosie een handje door er duizenden jaren lang ijzererts uit de bodem te halen. Het resultaat is een onverwachts spel van kronkelende pilaren en gekke stenen structuren. Alsof iemand zonder voorafgaand plan een stenen doolhof uitgroef.

De kloof is mooi om van bovenuit te bekijken en wonderlijk om van onderuit te ontdekken. De rotsen nodigen uit om op te klimmen en de kronkelende paadjes en verborgen hoekjes zorgen dat je binnen de kortste keren zin krijgt om verstoppertje te spelen. Al hou je je kinderen misschien toch maar beter in de buurt, want overal zijn verborgen grotinhammen of diepe spelonken waar je zo instapt als je niet oplet. Eenmaal terug op het wandelpad buiten het domein komen we langs een verstopt en verweerd bordje dat ons aanmaant niet op de rotsen van de Fondry te klimmen. Oeps! Vergeet dat van dat klimmen op die uitnodigende rotsen dus maar en blijf met je beide voeten op de grond. Is het dan toch de moeite om eens te bezoeken? Zeker. Het gebied is niet toevallig beschermd als monument en geklasseerd als ‘plek van groot belang voor de biodiversiteit’.

Van camping tot kunst

Een andere fijne stop die je aan die wandeling kan koppelen is de Jardin d'O, een park midden in het dorp Nismes zelf. Op het eerste zicht weet je niet goed waar je bent als je hier rondwandelt. Is het een gemeentepark? Een provinciaal domein? Een beeldenpark vol kunst? Het is een beetje van alle drie. De waarheid is dat het domein in het jaar 2000 nog een camping was met 350 staanplaatsen. Tot de gemeente besloot om het beter aan te pakken en er een mooi park van te maken. En dat is hen ook gelukt. Water staat hier centraal. De rivier Het Zwarte Water kronkelt langs en door het park, er is een inventieve waterspeeltuin, een beeldencollectie en je kan met bootjes de verschillend kanaaltjes afpeddelen. Het is een ideale plek om met kinderen te ontdekken na je wandeling naar de Fondry des Chiens.

De baronie van Vierves

Het is in Viroinval dus allemaal mooi… maar het kan nog mooier. Volgens de Waalse Toeristische dienst toch. Zij bombardeerden het Viroinvaldorpje Vierves tot ‘een van de mooiste dorpjes van Wallonië’. Vroeger was Vierves een heuse baronie: de heren van Vierves waren honderden jaren oppermachtig in de streek. Ze slokten de nabijgelegen dorpen op in hun landgoederen en de baronie hield stand tot de Franse Revolutie de adellijke macht aan het wankelen bracht in de 18de eeuw. De grote kasteelboerderij werd verkocht, de baronie opgedeeld en de laatste baron werd in een kleine woning in het dorp ondergebracht.

Het hele verhaal van baronnen en machtige rijken ligt ondertussen honderden jaren achter ons, maar het resultaat is wel dat je in Vierves door een dorpje loopt met kerken en kastelen die groter en imposanter zijn dan in zo’n dorp nodig lijkt. De begraafplaats herbergt een knap mausoleum, waar de graven van verschillende families rusten. Allemaal waren ze ooit eigenaar van de indrukwekkende kasteelboerderij en de omliggende landen. De kasteelboerderij zelf is niet toegankelijk voor publiek. Misschien zit er toch nog ergens een baron verstopt, maar je kan de boerderijlangs alle kanten ontdekken als je een wandeling door het dorp maakt.

Terug in de tent, boven op het dak

Na drie dagen in deze afwisselende streek hebben we het gevoel dat we er maar net het eerste laagje afschraapten. Er valt nog zoveel te ontdekken. Het meerdaags wandelpad Le Grande Traversée Forêt Pays de Chimay staat bij deze op onze verlanglijst als de kinderen wat ouder zijn. Maar er zijn evengoed 37 bewegwijzerde luswandelingen, of een fietspad van Mariembourg naar Dinant dat is aangelegd in de bedding van een oude spoorweglijn. Of La Legendiare: een museum waar je oude sagen en volksverhalen tot leven ziet komen. Of een school waar je een uur les kan volgen zoals in de Ardennen van 1932, inclusief strenge meester, lei en griffel. Of er zijn de ezeltochten, de ritjes met een oldtimer, de bunker van Hitler, de….

Het is echt verbazingwekkend hoeveel er te beleven valt in dit land van drie valleien. Dat komt later; nu is het tijd om te gaan slapen in onze daktent. Op nog geen drie minuten staat ze op. Eender waar je maar wil. We zetten onze schoenen onderaan het laddertje, klimmen op onze blote voeten naar boven en kruipen met z’n allen diep in onze warme slaapzakken voor een nachtje pitten op het dak van onze auto, twee meter boven de grond. We vallen in slaap terwijl we naar de sterren kijken en luisteren naar het Zwarte Water dat ergens in de verte voorbij raast en zonder ophouden kerft aan zijn verhalen, zijn grotten en valleien.
 

Slapen in een daktent, is dat wat?

Een daktent combineert de voor- én de nadelen van een gewone tent met die van een camper. Je tent staat supersnel op, je hoeft niet met slaapmatjes te zeulen en je ligt hoog en droog boven de grond. De grootste uitdaging? Je tent opbreken als je op pad wilt met de wagen. En je moet natuurlijk altijd een ladder op en af om erin te kruipen. Een daktent is uitermate geschikt voor mensen die zonder veel inpakken op reis willen gaan en ter plekke veel willen rondtrekken. Je materiaal zit handig in de koffer van je wagen en uitpakken is zo simpel als je tent openklappen en een paar kampeerstoelen uitladen. Een fijne ervaring.

 

(De) weg van water

Meer weten over de oerkracht van water? Volg de lezing ‘Weg van water: een reis door België (z)onder water’ van wetenschapsjournalist Toon Verlinden bij Pasar Academy op zondag 19 maart. Vervolgens kan je genieten van een begeleide wandeling langs het water van Mechelen. Schrijf je hier in.

Gepubliceerd op woensdag, maart 1, 2023 door Toon Verlinden

Delen