3 citytrips voor de prijs van 1

Luc Zaman maakt van de nood een deugd en brengt een staycation door in eigen land. Met de camper verkent hij drie Waalse steden en hij doet er aangename ontdekkingen.

Doornik, de eerste hoofdstad van Frankrijk  

Langs de Schelde wandelen we naar het centrum. Hier zou je de rivier nog kunnen overzwemmen, maar er zijn voldoende (voetgangers)bruggen. Eerste halte is de Dienst voor Toerisme, zeer aan te raden, want je kan er een film bekijken over de geschiedenis van de stad en/of eentje over de kathedraal. We steken meteen iets op over het belang van deze plek en de nodige heersers die hier om beurten de scepter zwaaiden.  

Na de Romeinen kwamen de Merovingers. De bekendste van hen was Clovis, zoon van koning Childerik, die later de basis zou leggen van Parijs als de Franse hoofdstad. Maar in de 5de eeuw was Doornik nog de hoofdstad van Frankrijk! Tussen de 12de en 16de eeuw floreerde Doornik onder bisschoppelijk gezag. De stadswallen werden gebouwd, alsook de kathedraal, het belfort en de bekende Pont des Trous. Begin 16de eeuw twistten Fransen en Engelsen om de stad. Hendrik VIII trok het laken naar zich toe en liet een citadel bouwen op de rechteroever. De Franse zonnekoning heroverde de stad algauw en liet onmiddellijk de citadel ontmantelen, met uitzondering van de Grosse Tour, een grote, ronde artillerietoren.  

Omdat de kathedraal vlakbij ligt, bezoeken we die het eerst. De buitenkant is indrukwekkend met de vijf torens. Wat ook opvalt zijn de verschillende bouwstijlen, van romaans over gotisch tot renaissancistisch. In 1999 werd de kerk getroffen door een tornado, waardoor stabiliteitswerken noodzakelijk waren. Dat kan je zowel buiten als binnen nog zien. De binnenkant is sober, maar erg licht. Naast het altaar treffen we de bisschopsstoel aan, ook wel katheder genoemd (vandaar de naam kathedraal). Achter het prachtige renaissancedoksaal staat het gotische koor nog in de steigers.  

Brood en spelen 

Na een lunch in het autovrije gedeelte op het terras van Tatie Danielle, wandelen we terug richting kathedraal. We stoten op het oudste belfort van het land, destijds gebouwd door het volk uit protest tegen de kerkelijke pracht en praal. Het leverde een fraaie partij figuurlijk armworstelen op. Sinds 1217 luiden de klokken van de kathedraal en het belfort apart, de ene voor de tijd, de andere voor gemeentelijke beraadslagingen of bij een doodvonnis en bij gevaar. Na een brand heropende de toren in 1397 met het gooien van broden of pichous naar de kinderen beneden. Het werd een traditie die tot op heden standhoudt bij carnaval. Via een draaitrap met 257 treden komen we boven in het belfort, waar we een mooi overzicht krijgen van het stadscentrum, dat perfect te voet te bezoeken is. 

Kunstliefhebbers moeten zeker een ticket reserveren in het Museum voor Schone Kunsten, vlak bij het stadhuis. Het enige museum dat werd ontworpen door Victor Horta huisvest ondanks de beperkte expositieruimte belangrijke werken van onder meer Monet, Manet, Ensor, Van der Weyden, Van Gogh, Rops… Onderweg naar het museum stopten we nog even in het bekende café Aux Amis Réunis. Deze kroeg katapulteert je terug in de tijd. Ze spelen hier het typische volksspel, le jeu de fer, een kruising tussen kegelen, biljarten en sjoelbakken. 

Doornik heeft uiteraard nog meer musea, zoals het TAMAT (textielmuseum), een marionettenmuseum en een museum voor militaire geschiedenis. Voor ons is het echter genoeg voor een dag, en we wandelen in de late namiddag terug naar de camping. 

Halte voor de nacht  

Aanvankelijk opteerden we voor een camperplaats aan de ring van Doornik, maar omdat er een kermis het plein heeft ingenomen, kiezen we een plekje op Camping de l’Orient: mooi afgescheiden plaatsen, voldoende stroom en degelijk en proper sanitair. Bovendien op wandelafstand van de stad. Naast de camping ligt een stedelijk zwembad en vlakbij vind je een vrij recent winkelcentrum, maar daarvoor komen we niet naar deze stad. 

Automuseum Mahymobiles

De dag na ons bezoek aan Doornik doen we Mahymobiles aan in Leuze-en-Hainaut, op 15 km van Doornik. Dat is best te doen met de fiets van op de camping. De parking is ruim genoeg voor een hele groep campers. Het sober uitziende magazijn langs de spoorweg is als een pareloester: lelijk aan de buitenkant, maar binnen zijn echt schatten te bezichtigen. Zoals elke autoverzamelaar startte Ghislain Mahy klein, met de aankoop van een Ford T in 1944, maar op dit moment staan er 250 unieke stukken in het museum. De Gentse garagist stalde zijn verzameling eerst in het voormalige Wintercircus in Gent en verhuisde later met 230 oldtimers naar Autoworld in het Brusselse Jubelpark. De rest van de collectie staat in Leuze tentoongesteld. Niet alleen wagens, maar ook bromfietsen en de gekste fietsen zijn er te bewonderen. Zeker een uitstapje waard. 

Mahymobiles, Rue Erna 3, Leuze-en-Hainaut, www.mahymobiles.be, € 10, tussen oktober en maart op afspraak. 

Namen, stad op stelten 

We starten ons bezoek aan het station, waar zich het Office du Tourisme bevindt. Het centrum is deels autovrij en telt enkele leuke pleintjes met cafés. Wat opviel is ook het grote aantal schoenwinkels… Er worden in het verkeersvrije Namen blijkbaar flink wat schoenen versleten. Er valt niet te ontkomen aan de enorme Sint-Aubinkathedraal, die echter dicht is en duidelijk wel een renovatie kan gebruiken. We passeren het museum van Félicien Rops, een 19de-eeuwse schilder, bekend – of liever gezegd: berucht – om zijn erotische vrouwenfiguren, die de verleiding en het Kwaad personifiëren, en satanische taferelen. In dezelfde straat huist ook het Museum van de poëzie. Makkelijk te combineren dus.  

Het bekendste monument van de stad is de citadel. Ze prijkt boven de stad en zit in de schaar tussen Samber en Maas. We wandelen ernaartoe. Op de Place des Armes staan voor het beursgebouw de karikaturale beelden van Djoseph en Francwès met de escargots. De beelden van Suzanne Godart verpersoonlijken, naar het idee van schrijver en cartoonist Jean Legrand, de inwoners van Namen. Er wordt van hen gezegd dat ze traag zijn en alle tijd hebben. Daarom zitten de slakken in een kooi, zodat ze niet zouden ontsnappen.  

Een kenmerkende Naamse traditie, of sport zelfs, is het steltlopen. Les Échasseurs moeten elkaar omduwen om te winnen. De legende vertelt hoe Jan van Vlaanderen, heer van Namen, in de 14de eeuw de stad veroverde en de bevolking uithongerde. Toen de stadsmagistraten vergiffenis vroegen, weigerde hun heer met de woorden: ‘Al kwaamt ge te voet, te paard, per boot of kar, ik schenk jullie geen vergiffenis.’ En dus kwamen de Namenaars op stelten. In werkelijkheid konden ze met de stelten bij overstromingen voorkomen dat ze natte voeten kregen. 

Op twee rivieren 

Aan de Halle al’Chair, het 16de-eeuwse vroegere gildehuis van de slagers en nu het Archeologisch museum, steken we de Samber over en komen zo bij de trappen van de citadel. Onderweg naar boven komen we een bekende uit Nieuwpoort tegen: hier staat een broertje van Jan Fabres gouden schildpad ‘Searching for Utopia’ te blinken. Verderop passeren we Guy Delforge, een internationaal bekroonde parfumier.  

De militaire functie van de citadel begon in de 3de eeuw en eindigde in 1977, toen de site werd overgedragen aan de stad. Je kan het tunnelcomplex ontdekken of het toeristentreintje nemen. Er wordt de laatste hand gelegd aan een kabelbaan die bezoekers tot aan de esplanade brengt. Voor onze lunch ontsnappen we aan de wespen in de Rue de Marchovelette. In restaurant L’Huile sur le Feu wordt alles met olijfolie bereid en kan je verschillende producten aankopen.  

Na de lunch wandelen we terug naar de Maas, waar verschillende rederijen boottochtjes aanbieden over Maas en Samber. Je kan er ook zelf je vaarkunst beproeven in een kajak (vertrek vanuit de haven van Jambes). We doen een rustige tocht van een uurtje tot aan een sluis, om dan terug te keren over de Samber. Zo krijgen we nog eens een andere kijk op de stad.  

Halte voor de nacht 

Rond Namen is er geen gebrek aan camperplaatsen. Bij het Centre des Sports en Stade Communal zijn een tiental camperplaatsen. Op een kleine 15 km van het centrum ligt een camping in Gesves. Ook de camperplaats in Floreffe – op 12 km van de stad – is erg mooi gelegen aan de Samber. Dichter bij de stad is er camping Les Trieux in Malone. Wij kiezen voor camperplaats Tabora bij het sportcentrum. 

Mooiste dorpen

Rond Namen liggen verschillende pittoreske dorpjes die behoren tot ‘de mooiste dorpen van Wallonië’. Met de fiets kan je ze makkelijk aandoen: Mozet, Thon-Samson, Crupet en verder zuidwaarts Sosoye en Falaën. Vanuit Sosoye kan je de railbike nemen naar de abdij van Maredsous. Falaën heeft een mooie beschermde kasteelruïne Montaigle (lees ‘adelaarsnest’). 

Het prachtige Crupet is maar een speldenkop groot, het is ook niet makkelijk om er met de camper een plaatsje te vinden. Wie het dorpje wil inrijden, passeert eerst het kasteel Carondelet. Dit prachtige 13de-eeuwse gebouw was aanvankelijk een donjon met slotgracht, gevoed door de Yerve. Het dorpje zelf is in zand- en kalksteen opgetrokken. 

Een kleine 20 km ten zuiden van Namen, langs de Maas, ligt Annevoie. De belangrijkste bezienswaardigheid is het kasteel van Annevoie met zijn prachtige tuinen. Tegenover het kasteel is een ruime parking waar overnachten gedoogd wordt.  

Luik, schoonheid in het grauw 

Ook in Luik zijn de hoogtepunten van de stad op wandelafstand te bezoeken. Wie nog niet genoeg had aan de Muur van Hoei, kan zijn kuiten nog eens trainen op de 374 treden van de Montagne de Bueren, met een hellingsgraad van bijna 30 procent! De trap leidt naar de vroegere citadel. Afdalen kan je, na op adem te zijn gekomen, links via de Rue Pierreuse, langs het museum van het Waalse leven (gevestigd in het volledig gerestaureerde minderbroederklooster) om zo tot aan het prins-bisschoppelijk paleis te komen. Dat immense gebouw wordt nu gebruikt door de provincie en door Justitie.  

Tijd voor een koffietje op de Place du Marché. Zonder het te weten zitten we vlak naast de zuil van het ‘perron’ (met een pijnappel erbovenop, symbool van openheid en eenheid). Een perron is typisch in steden die ressorteerden onder het gezag van de prins-bisschoppen van Luik. Aan de zuil werden wetten en verordeningen uitgeroepen. Al in de 12de eeuw stonden afbeeldingen ervan op munten.  

We wandelen langs het stadhuis, la Violette genaamd, op de Place du Marché naar het autovrije Luik en de gotische Sint-Pauluskathedraal. Aan de buitenzijde wordt die gerenoveerd, maar binnenin toont de kerk zich van haar mooiste kant. Het is veruit de mooiste kerk van de drie Waalse steden op ons parcours. Let ook op de combinatie van oude en moderne glasramen. In de kathedraal kan je ook (tegen betaling) de schatkamer van Luik bezichtigen. Pracht en praal van de clerus… 

Rommel en kunst 

De autovrije straatjes rond de kathedraal zijn leuk om eens door te wandelen, zeker de galerij Passage Lemonnier doet denken aan de Londense (of Brusselse) galerijen. Op vrijdagvoormiddag vindt langs de Boulevard de la Constitution de bekende rommelmarkt, de brocante de Saint-Pholien, plaats. Maar Luik blijft een stad: veel verval en vieze straten, druk autoverkeer, bedenkelijke winkeltjes… Daar moet je doorheen kijken om de schoonheid te zien van deze provinciehoofdstad. 

In Luik zijn diverse musea te bezoeken. Het huis van de wetenschap ligt samen met het aquarium-museum aan de rechteroever van de Maas. Het Grétry-museum is gewijd aan de Luikse componist die wel 70 opera’s componeerde en Napoleon als grote fan had. Wie liever wat groen opzoekt, kan op het schiereiland van de Maas La Boverie, het museum voor Schone Kunsten, bezoeken.  

Als het mogelijk is, moet de kunstliefhebber zeker eens langs bij deze tijdelijke exposities: 

  • Andy Warhol, the American dream factory (tot 28/2 in La Boverie, nl.laboverie.com) 

  • Giacometti, l’Humanité Absolue (tot 17/1 in de Cité Miroir, www.citemiroir.be

  • Art au Centre (kunst in leegstaande handelsruimtes, tot 31/12, www.artpublic.be)  

Halte voor de nacht 

Luik is niet zo campervriendelijk. Niet alleen is, in de aanloop naar de stad, de Muur van Hoei te steil voor campers, er zijn ook geen officiële camperplaatsen. Je vindt wel twee campings in de regio: camping Les Murets in Hony en het Provinciaal Domein in Wégimont.  

De simpele camping in Hony (met CKE-korting) ligt op 200 m van het station: op een kwartier ben je in het mooiste station van België, Luik-Guillemins. De camping in Wégimont is de helft goedkoper en heeft meer faciliteiten (met zelfs een openluchtzwembad in de zomer). Je bereikt Luik met de bus (een uurtje rijden) of met de fiets (20 km).  

 

Verviers en Blégny 

Ook niet ver van het Provinciaal domein in Wégimont, en makkelijk met de fiets te doen (11 km), ligt Verviers. Deze stad heeft een geschiedenis van chocolademeesters en (tientallen) fabrieken. Chocolatier Darcis speelde daarop in en maakte een interactief museum in zijn thuisstad. Met een audiofoon en drie degustaties volgen we een parcours van cacaoboon tot chocolade. Lunchen doen we in Croc’Espace, een sociaal project voor mensen met een beperking.  

In het toeristisch centrum van de wol en de mode wordt op een hoogtechnologische manier het parcours van wol tot modeartikelen getoond. De Vesder werd gebruikt om de wol te wassen, ontvetten, kleuren… maar raakte zo ook sterk vervuild.  

Van industrie gesproken: op 18 km ligt het steenkoolmijnmuseum van Blégny. Je kan er nog afdalen in de mijn, naar galerijen op 30 m en 60 m diep. Begeleid door het geratel van de drilboor krijg je er het nodige respect voor de werkomstandigheden van de mijnwerkers. Tussen haakjes: de camperplaatsen op de parking zijn een voorbeeld voor andere toeristische attracties! 

Toeristisch centrum van de wol en de mode, Rue de la Chapelle 30, Verviers, www.aqualaine.be  

Mijn van Blégny, Rue Lambert Marlet 23, Blégny, www.blegnymine.be  

Gepubliceerd op maandag, januari 25, 2021 door Luc Zaman

Delen